Wrakingsregeling


De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven hebben een gezamenlijke Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 vastgesteld ter vervanging van de afzonderlijke wrakingsregelingen van elk der colleges. De Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 treedt in werking met ingang van 1 mei 2013.

In deze wrakingsregeling zijn de uitgangspunten neergelegd die de Afdeling bestuursrechtspraak als rechtscollege beoogt toe te passen bij de uitoefening van haar processuele bevoegdheden in het kader van een verzoek om wraking van een van haar leden. Onder omstandigheden kan aanleiding bestaan om van die uitgangspunten af te wijken. De regeling bevat geen verbindende voorschriften en er kunnen geen aanspraken aan worden ontleend. De publicatie ervan gebeurt louter ter voorlichting van partijen, niet om verplichtingen of aanspraken in het leven te roepen of uit te breiden.

Artikel 1 – Het verzoek om wraking

Een verzoek om wraking dient:
a. afkomstig te zijn van een partij;
b. schriftelijk te worden gedaan, met dien verstande dat het gedurende het onderzoek ter zitting en gedurende het horen van partijen of getuigen in het vooronderzoek ook mondeling kan geschieden;
c. te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden waardoor volgens de indiener de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan de verzoeker bekend zijn geworden;
d. de in dit verband van belang zijnde feiten of omstandigheden te vermelden waardoor volgens de indiener de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, met dien verstande dat alle feiten en omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen; en
e. betrekking te hebben op een of meer leden van de kamer die de zaak behandelt.

Artikel 2 – De wrakingskamer

1. Behoudens het bepaalde in artikel 3, eerste lid, legt de kamer die de zaak behandelt het verzoek onverwijld voor aan een wrakingskamer. Is het verzoek ter zitting gedaan, dan wordt het onderzoek ter zitting geschorst.
2. De wrakingskamer is een meervoudige kamer van het college. Leden wier wraking is verzocht, hebben in de wrakingskamer geen zitting.  
3. Indien de wet daarin voorziet kan de wrakingskamer ook een enkelvoudige kamer van het college zijn.

Artikel 3 – Het niet in behandeling nemen van het verzoek

1. Een verzoek om wraking wordt door de behandelend kamer niet voorgelegd aan de wrakingskamer indien het een volgend verzoek betreft en de wrakingskamer van het college eerder wegens misbruik heeft bepaald dat zulk een verzoek niet in behandeling zal worden genomen. De behandelend kamer deelt schriftelijk aan partijen mede dat het verzoek om deze reden niet aan de wrakingskamer wordt voorgelegd.
2. De wrakingskamer kan zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen:
a. indien het verzoek is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt;
b. indien het verzoek geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het college;
c. indien het verzoek betrekking heeft op het college als zodanig;
d. indien het een volgend verzoek ten aanzien van hetzelfde lid betreft en geen feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden; of
e. indien het verzoek niet is gemotiveerd.
3. Indien de wrakingskamer beslist dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen, wordt de behandeling van de zaak voortgezet. De beslissing van de wrakingskamer om het verzoek niet in behandeling te nemen wordt met vermelding van de gronden schriftelijk aan partijen medegedeeld.

Artikel 4 – De behandeling van het verzoek

1. Behoudens het bepaalde in artikel 3 neemt de wrakingskamer het verzoek om wraking onverwijld in behandeling.
2. De verzoeker en het lid wiens wraking is verzocht, worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

Artikel 5 – De beslissing op het verzoek

1. De wrakingskamer beslist zo spoedig mogelijk.
2. De beslissing is gemotiveerd en wordt hetzij mondeling ter zitting uitgesproken en nadien schriftelijk vastgelegd in het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, hetzij schriftelijk gegeven en in het openbaar uitgesproken.
3. De schriftelijke of schriftelijk vastgelegde beslissing wordt onverwijld ter hand gesteld of toegezonden aan de verzoeker, de andere partijen en het lid wiens wraking was verzocht.
4. De beslissing strekt tot inwilliging of afwijzing van het verzoek.
5. In geval van inwilliging worden één of meer leden van het college aangewezen om in de kamer die de zaak behandelt de plaats van het gewraakte lid of de gewraakte leden in te nemen.
6. Na de openbaarmaking van de beslissing wordt de behandeling van de zaak zo spoedig mogelijk voortgezet.

Artikel 6 – Slotbepaling

1. Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.
2. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2013.
3. Deze regeling wordt aangehaald als: Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013.

Toelichting bij artikel 4, tweede lid, van de Wrakingsregeling:

Indien het wrakingsverzoek wordt gedaan nadat partijen in de bodemprocedure zijn uitgenodigd om op een zitting van de Afdeling bestuursrechtspraak te verschijnen, maar voordat het onderzoek ter zitting in die zaak is aangevangen, hanteert de Afdeling bestuursrechtspraak ter uitvoering van artikel 4 de volgende werkwijze. De verzoeker en het lid om wiens wraking is verzocht, worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord op de datum en het tijdstip van die zitting, tenzij aan hen mededeling wordt gedaan dat zij op een andere datum en tijdstip voorafgaand aan die zitting in die gelegenheid worden gesteld.