Uitspraak H01.99.0567


Volledige tekst

H01.99.0567.
Datum uitspraak: 10 januari 2000

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Stichting Boulevardbelangen Vlissingen en anderen te Vlissingen,
appellanten,

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Middelburg van 1 maart 1999 in het geding tussen:

appellanten

en

burgemeester en wethouders van Vlissingen.

1. Procesverloop

Bij besluit van 21 oktober 1996 hebben burgemeester en wethouders van Vlissingen (hierna: burgemeester en wethouders) het verzoek van de Stichting om een aantal verkeersmaatregelen te treffen afgewezen.

Bij besluit van 13 maart 1997 hebben burgemeester en wethouders het hiertegen door appellanten ingediende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit en het daaraan ten grondslag gelegde advies van de Commissie bezwaar- en beroepschriften zijn aangehecht.

Bij uitspraak van 25 juni 1997 heeft de arrondissementsrechtbank te Middelburg (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit door appellanten ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat burgemeester en wethouders een nieuw besluit dienden te nemen met inachtneming van het in de uitspraak bepaalde.

Bij besluit van 5 december 1997 hebben burgemeester en wethouders het tegen het besluit van 21 oktober 1996 door appellanten ingediende bezwaar gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 1 maart 1999, verzonden op 9 maart 1999, heeft de rechtbank het tegen dit besluit door appellanten ingestelde beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de bestreden beslissing in zoverre vernietigd en het bezwaar op dit punt alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 15 april 1999, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 12 mei 1999. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 19 augustus 1999 hebben burgemeester en wethouders een memorie ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 november 1999, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bestuursleden van de Stichting Boulevardbelangen Vlissingen, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door F.J.C. Slager, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De rechtbank heeft allereerst - kort samengevat weergegeven - overwogen dat de weigering van burgemeester en wethouders om aan de boulevards te Vlissingen snelheidsbeperkende voorzieningen te treffen ter ondersteuning van de ter plaatse geldende maximumsnelheid in de vorm van drempels en wegversmallingen, moet worden opgevat als een weigering om feitelijke handelingen te verrichten, waartegen geen bezwaar en beroep openstaat. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat ook de afwijzing van het verzoek om zogenaamde kopsparkeerplaatsen aan te brengen niet kan worden aangemerkt als een besluit waartegen voorziening kan worden gevraagd.

2.2. De Afdeling is van oordeel dat de uitspraak van de rechtbank op dit punt juist is en op goede gronden berust.

2.3. De rechtbank is voorts op goede gronden tot de juiste beslissing gekomen dat niet aannemelijk is geworden dat de verkeerssituatie ter plaatse steeds zodanig onveilig of uit een oogpunt van hinder of overlast zodanig ernstig is, dat deze het treffen van de overige gevraagde verkeersmaatregelen zonder verder uitstel vergt, en dat onder deze omstandigheden burgemeester en wethouders terecht tot de conclusie zijn gekomen dat er geen reden was af te wijken van hun in de uitspraak van de rechtbank nader omschreven en op zichzelf niet onredelijke beleid en de daarbij gehanteerde uitgangspunten.

2.4. Appellanten hebben in hoger beroep geen argumenten aangevoerd die een ander licht op de zaak werpen.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen aanwezig.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr E. Korthals Altes en mr F.P. Zwart, Leden, in tegenwoordigheid van mr N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-Van Bilderbeek w.g. Zijlstra
Voorzitter ambtenaar van Staat

77-240.